Naast reguliere verwarmingssystemen bestaan er ook Laag Temperatuur (Water) verwarmingen. Van een LTW-systeem wordt gesproken als de aangevoerde watertemperatuur niet hoger is dan 55 °C en de retourwatertemperatuur maximaal 45 °C is (in tegenstelling tot het traditionele 90-70 °C systeem). Door de lagere watertemperatuur is bij een LTW wel een grotere warmteafgifte oppervlak nodig dan bij conventionele verwarmingssystemen. De bestaande radiatoren zijn hiervoor vaak verre van toereikend. Een LTW wordt daarom meestal gekoppeld aan vloer-, wand- en/of plafondverwarming die het bestaande verwarmingssysteem vervangen. Het aanbrengen van een LTW is hierdoor een omvangrijke en kostbare aangelegenheid. Wel kunnen de bestaande radiatoren aan het systeem worden gekoppeld en zo als bijverwarming dienen. Een voordeel hiervan is dat ze, bij plaatsing onder de ramen, dan tevens dienen om koudeval te voorkomen.
Vloerverwarming wordt boven op de bestaande vloer aangebracht waarbij de vloer goed moet zijn geïsoleerd; zie vloeren. Vloerverwarming is daarom onwenselijk bij de aanwezigheid van monumentale vloeren. Veel voorkomend zijn buizen op wapeningsnet (ca. 50 mm vloerdikte) of met een zogenaamde noppen verdeelplaat (minimaal 60 mm vloerdikte). Wel moet rekening worden gehouden met het dikker worden van het vloerpakket en eventuele aansluitingsproblemen bij deuren. Ook kunnen vloerkleden of forse meubels de warmteafgifte beperken.
Bij wand- en plafondverwarming wordt een voorzetwand of (verlaagd) plafond aangebracht waarin de verwarmingsbuizen zijn verwerkt. Bij beide is het aan te bevelen om, ook als het plafond of wand aan een verwarmde binnenruimte grenst, achter de verwarmingselementen isolatie te plaatsen, aangezien het systeem anders trager reageert op temperatuurschommelingen. Bij een monumentale wandafwerking zoals lambriseringen of een monumentaal plafond, is de toepassing van een dergelijke oplossing uiteraard vanuit monumentaal oogpunt ongewenst. Ook voor wandverwarming geldt daarnaast dat grote kasten etc. tegen de wand de warmteafgifte beperken. Dit probleem doet zich uiteraard niet voor bij plafonds. Een nadeel van plafondverwarming is daarentegen (met name bij hogere ruimtes) dat het langer duurt voordat het behaaglijk wordt (warmte stijgt immers op).
Bij vloerverwarming reageert het systeem trager op temperatuurwijzigingen. Het is daarom aan te bevelen de vloerverwarming alleen toe te passen in redelijk tot goed geïsoleerde panden. Een plotselinge daling in de temperatuur, doordat het buiten sterk afkoelt, kan het systeem niet direct opvangen waardoor het een tijd duurt voordat de ruimte weer de ingestelde temperatuur bereikt. Naarmate de buitenschil beter is geïsoleerd, is dit effect kleiner.
LTW is goed aan diverse CV installaties te koppelen maar vooral geschikt bij de toepassing van een warmtepomp. Bij stadsverwarming zal de verdelerunit moeten zijn afgestemd op het type stadsverwarming. Een verdeler die geschikt is voor een CV ketel is niet geschikt voor stadsverwarming. De toe te passen apparatuur wordt in de regel voorgeschreven door de warmteleverancier.