Vloeren

Het isoleren van vloeren tussen verwarmde en onverwarmde ruimtes, zoals een begane grondvloer of eventueel een zoldervloer, beperkt het warmteverlies aanzienlijk. Het isoleren van vloeren tussen verwarmde ruimtes heeft in verhouding een geringer effect en blijft hier buiten beschouwing. Het isoleren van vloeren kan van boven of van onder af. In beginsel maakt het energetisch niet uit of de isolatie op of onder de vloer wordt aangebracht. Het product en/of de methode zijn daarentegen wel van invloed op het isolatieniveau. De technische situatie en aanwezige monumentale waarden bepalen in hoge mate wat de meest geschikte oplossing is.

Er bestaan veel producten en systemen om vloeren te isoleren. Veel hangt af van het type vloer en de condities van de ruimte eronder. Het isoleren van een begane grondvloer beperkt het warmteverlies met gemiddeld 10%. Het isoleren van een zoldervloer bij een ongeïsoleerde zolder met ca. 15%.

Er is een keuze te maken tussen:

Zoldervloer van onder af isoleren

Bij zoldervloeren die van onderaf worden geïsoleerd, wordt het isolatiemateriaal rechtstreeks op de vloer aangebracht. Het is hierbij van belang dat het isolatiemateriaal goed tegen de onderzijde van de vloer aansluit en dat er geen luchtnaden tussen de vloer en het isolatiemateriaal bestaan. Wanneer het een plankenvloer met open naden betreft, is dit laatste minder relevant. Verder moet er aan de warme zijde, dus onder het isolatiemateriaal, een dampwerende folie worden aangebracht.

Een veel voorkomend alternatief is het vullen van de ruimte tussen het vloerhout en het bestaande plafond met isolatiemateriaal. Vaak wordt dit gedaan met cellulose vlokken die in de ruimte wordt gespoten. Hiervoor worden plaatselijk planken verwijderd of een aantal (bescheiden) gaten in de vloer gemaakt. Aangezien dergelijke producten vochtregulerend zijn, is een dampremmende folie dan niet nodig.

Een ander alternatief is onder de vloer een geïsoleerd verlaagd plafond aan te brengen. De ruimte tussen het isolatiemateriaal en de vloer moet wel worden geventileerd. Dit kan rechtstreeks met buitenlucht of indirect via de met buitenlucht geventileerde zolder.

Zoldervloer van boven af isoleren

Van bovenaf isoleren is de meest voorkomende isolatiemethode voor zoldervloeren. Boven op de bestaande vloer worden isolatieplaten aangebracht met daarop een afwerkvloer als de zolder begaanbaar moet blijven. Het betreft dan een zogenaamde zwevende vloer waarbij de isolatieplaten een grote drukvastheid dienen te hebben. Omdat het vloerpakket dikker wordt kan het zijn dat eventuele deuren moeten worden ingekort of dat de deurkozijnen hoger moeten worden geplaatst. Verder is de bovenste optrede van een eventuele zoldertrap hoger. Aan de warme zijde, dus onder het isolatiemateriaal, moet een dampwerende folie worden aangebracht tenzij het isolatiemateriaal zelf dampwerend is.

Zoldervloer

Bij een lage zolder of een zolderverdieping die niet direct gebruikt wordt, kan er ook voor worden gekozen om de zoldervloer te isoleren. Het is een goed alternatief voor het isoleren van de dakconstructie en het kleinere te isoleren oppervlak maakt het een eenvoudiger en goedkopere maatregel. Wel moet de zolder geventileerd worden met buitenlucht. Bijkomend voordeel is dat de zolder een extra buffer vormt tussen binnen en buiten en daarmee bijdraagt aan het isolatieniveau.

Er is een onderscheid te maken tussen:

Kruipruimte bodemisolatie

Bij bodemisolatie wordt de kruipruimtevloer en de zijwanden van een isolerende afdekking voorzien. Hierdoor ontstaat een droge kruipruimte. De kruipruimte moet nog wel geventileerd blijven met buitenlucht om eventuele vochtige lucht vanuit de woning af te kunnen voeren. Bodemisolatie is daarmee feitelijk geen thermische isolatie. Aangezien er nog steeds warmte-uitwisseling plaats vindt tussen de kruipruimte en de begane grondverdieping is de isolatiewaarde zeer laag (ca. 0,9 m²K/W). De voorziening is daarom met name bedoeld om vochtproblemen te voorkomen.

Isolatie met folies en cellen

Aan de onderzijde van de vloer worden folies, al dan niet gecombineerd met luchtkamers of luchtcellen, aangebracht. Deze folies reflecteren warmte waardoor de vloer minder warmte naar de onderliggende ruimte kan uitstralen. De luchtkamers zijn nodig om de folie te laten functioneren. De folies hebben een relatief hoge isolatieniveau (geïndexeerde Rd is ca. 4,5 m²K/W) en worden meestal gecombineerd met een vochtregulerende bodembedekking om een drogere kruipruimte te krijgen. De folies zijn volledig dampdicht en daarom niet geschikt voor houten vloeren in verband met een eventuele dampdichte vloerafwerking. Een veel voorkomende oplossing is de plaatsing van cellenfolies onder het vloerhout tussen de balken. De kans op aantasting van de vloerdelen bij de toepassing van deze dampdichte vloerafwerking blijft echter aanwezig.

Aandachtspunt:

  • Bij houten vloeren kunnen, met name bij de strijkbalk (een draagbalk die direct naast de muur ligt), bij de aansluiting op de wand naden ontstaan waardoor de randen van de vloer vaak kouder zijn. Om dit te voorkomen moet een kierdichting worden aangebracht. Zie Naden bij vloeren.

Gespoten isolatie systemen

Bij een werkruimte van 50 cm of meer kan aan de onderzijde tegen de vloer een isolatiemateriaal worden gespoten dat zich tegen de vloer hecht en uithard.  Het meest toegepast is polyurethaan ofwel PUR. Een voordeel is dat de hele vloer naadloos is geïsoleerd maar een groot nadeel is dat het weer moeilijk te verwijderen is en een minder milieuvriendelijk product betreft waarbij tijdens het uitharden schadelijke gassen kunnen vrijkomen. Bij houten vloeren moet het isolatiemateriaal een ademend systeem te zijn in verband met de eventuele aanwezigheid of toepassing van een dampdichte vloerafwerking. Polyurethaan is dampwerend en daarom niet geschikt voor houten vloeren.

Aandachtspunten:

  • Bij kelders of souterrains van beschermde monumenten met een monumentale balklaag of troggewelven wordt een gespoten isolatie doorgaans niet toegestaan.
  • De ruimte onder het isolatiemateriaal moet goed worden geventileerd met buitenlucht.
  • Bij kruipruimten met een hoge vochtbelasting is het aan te bevelen om een vochtregulerende bodembedekking aan te brengen zoals schelpen, kleikorrels of een bodemafdekker in de vorm van bijvoorbeeld een folie.

Isolatiemateriaal traditioneel onder de vloer bevestigd

Aan de onderzijde, direct tegen de vloer of tussen de balken, wordt isolatiemateriaal aangebracht al dan niet gecombineerd met een plafond. Het is aan te raden om het isolatiemateriaal direct tegen de vloer aan te brengen en niet een luchtruimte te laten ontstaan. Anders dient de ruimte tussen de vloer en het isolatiemateriaal geventileerd te worden, wat doorgaans lastig is. Bij houten vloeren dient het een ademend isolatiesysteem te zijn zonder een dampwerende folie in verband met een eventuele dampdichte vloerafwerking.

Aandachtspunten:

  • De ruimte onder het isolatiemateriaal moet goed worden geventileerd met buitenlucht.
  • Bij kruipruimten met een hoge vochtbelasting is het aan te bevelen om een vochtregulerende bodembedekking aan te brengen zoals schelpen, kleikorrels of een bodemafdekker in de vorm van bijvoorbeeld een folie.
  • Bij houten vloeren kunnen, met name bij de strijkbalk (een draagbalk die direct naast de muur ligt), bij de aansluiting op de wand naden ontstaan waardoor de randen van de vloer vaak kouder zijn. Om dit te voorkomen moet een kierdichting worden aangebracht. Zie Naden bij vloeren

Begane grondvloer van onder af isoleren

Naast het aanbrengen van traditionele isolatiematerialen onder de vloer of tussen de balken, bestaan er ook systemen waarbij de vloer vanaf de onderzijde wordt ingespoten met isolatiemateriaal. Ook zijn er systemen in de handel met warmte reflecterende folies, vaak gecombineerd met luchtkamers, die met name voor kruipruimten geschikt zijn. Voor kruipruimten bestaan er ook systemen met een bodembedekking. Bij houten vloeren is het van groot belang dat het gekozen systeem kan ademen en niet dampdicht is. Zo kan een houten vloer bij de toepassing van een dampdichte isolatielaag aan de onderzijde en een eveneens dampdichte vloerafwerking aan de bovenzijde (zoals een synthetische vloerbedekking, laminaat, linoleum, vinyl of tegels) ‘verstikken’. Verder is het van belang dat de kelder of kruipruimte goed wordt geventileerd met buitenlucht.

Voor na-isolatie van onderaf kunnen de volgende aanpakken worden onderscheiden:

 

Begane grondvloer van boven af isoleren

Wanneer van bovenaf wordt geïsoleerd, worden op de bestaande vloer isolatieplaten aangebracht met daarop de afwerkvloer. De isolatieplaten dienen een grote drukvastheid te hebben. De ruimte onder de vloer moet goed geventileerd worden met buitenlucht.

Omdat het vloerpakket dikker wordt kan het zijn dat deuren moeten worden ingekort of dat de deurkozijnen hoger moeten worden geplaatst. Er kunnen eventueel ook aansluitingsproblemen ontstaan bij lambriseringen etc. Daarnaast moet rekening gehouden worden dat de aantrede bij een trap naar de verdieping lager wordt en dat de eerste trede van een trap naar een kelder hoger wordt. Ook kunnen bij deze aanpak eventueel aanwezige bijzondere vloeren zoals parket of een terrazzovloer onder de geïsoleerde vloer verdwijnen.

Aandachtspunten:

  • Wanneer bij beschermde monumenten monumentale binnenkozijnen, deuren of en-suite-deuren moeten worden aangepast of verplaatst en/of er bijzondere vloeren aanwezig zijn, is het aanbrengen van vloerisolatie van bovenaf in de regel niet toegestaan.
  • Er bestaan dunne isolatieplaten die een redelijke isolatiewaarde geven waardoor de vloerdikte beperkt blijft, bijvoorbeeld PIR platen met een dikte van 20 mm en een RC waarde van ca. 1,0 m²K/W. Ook zijn er zogenaamde vacuüm platen die met 20 mm zelfs een RC waarde van 2,8 m²K/W halen. Deze laatsten zijn echter ca. 10 maal zo duur als reguliere platen.
  • Bij steenachtige vloeren zonder kruipruimte of kelder (zoals bijvoorbeeld bij souterrainvloeren) kan na-isolatie van de vloer tot een toename van het vochtgehalte bij de wanden leiden waardoor schimmelvorming kan optreden bij de plint. Om dit te voorkomen moet het isolatiemateriaal worden doorgezet tot boven het maaiveldniveau.
  • Er zijn systemen in de handel die gebruik maken van kleikorrels, bedoeld voor het egaliseren van scheve vloeren. Een bijkomende eigenschap van deze kleikorrels is dat ze isoleren. Wanneer een vloer geëgaliseerd moet worden, kan een dergelijk systeem bijdragen aan de isolatiewaarde. Dit geldt overigens niet voor egaliserende gietvloeren.
  • De afwerkvloeren moeten vaak vrij gehouden worden van de wand zodat de vloer nog kan ‘werken’. De naden die hierdoor ontstaan bij bijvoorbeeld houten vloeren moeten vervolgens wel worden gedicht om kou te voorkomen. Zie Naden bij vloeren